Veel klachten over onderhoud en uitvoering, van bijvoorbeeld plantsoenen, schilderwerken en schoonmaken, vinden hun oorsprong in de huidige manier van inkopen door overheid en semi-overheid. Veel van de inkoop gebeurt tegenwoordig door middel van openbare of onderhandse aanbesteding.
Bonafide bedrijven worden steeds vaker geconfronteerd met aanbestedingstrajecten waarin collega-ondernemers aanschuiven met aanbiedingen die elk realiteitsgehalte missen en daardoor ondermijnend werken voor dat deel van de markt. Soms is dat voor die bedrijven een kwestie van overleven en daarom is op of onder kostprijs inschrijven vaak een laatste poging om werk binnen te halen. Maar elke markt heeft ook zo zijn ondergrens en daar moeten we niet onder willen duiken.
'Aanbesteden onder kostprijs is toegestaan'
Gemeenten mogen zelf bepalen voor welk bedrag ze thuiszorg aanbesteden, ook als dit onder de kostprijs is. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag bepaald in een uitspraak in hoger beroep van thuiszorgorganisatie Careyn tegen vijf gemeenten in de Hoeksche Waard. Careyn, dat jarenlang de thuiszorg verzorgde, vond dat die gemeenten een onredelijk laag bedrag betaalden. Voor negentien euro per uur zou Careyn niet uit de kosten komen. Ook andere organisaties gaven aan, het bedrag onredelijk te vinden, betoogde Careyn. Sommige hadden daarom niet ingeschreven, andere gaven toe onder de kostprijs te hebben ingeschreven. De gemeenten verpesten met hun bod de markt, vond Careyn, en stapte naar de rechter.
Eerder vonnis bekrachtigd
Met haar uitspraak bevestigt het gerechtshof het vonnis dat de rechtbank in Dordrecht in oktober al gaf in deze zaak: de gemeenten kunnen iedere prijs bieden die ze willen. Ook als alle aanbieders aangeven dat die tarieven niet kostendekkend zijn, wil dat nog niet zeggen dat de tarieven daarmee ook onredelijk zijn, stelt het hof. Aanbieders kunnen gegronde redenen hebben om een opdracht aan te nemen die ze geld kost en de gemeente is niet verplicht onderzoek te doen naar wat een redelijke prijs is.
Politieke oproep
Staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid heeft gemeenten meermalen opgeroepen de huishoudelijke verzorging niet onder de kostprijs aan te besteden, omdat dit ten koste zou gaan van de arbeidsvoorwaarden. Zo’n politieke oproep is voor de geldigheid van een opdracht niet relevant, aldus het hof. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben in het bestek wel opgenomen dat het personeel volgens de CAO-richtlijnen moet worden beloond.
De bedoeling van zo’n aanbesteding is om voor een zo laag mogelijke prijs een project gemaakt te krijgen. De prijs wordt door vele factoren beïnvloed. Naast de directe materiaalkosten zijn loonkosten en kwaliteit factoren die de prijs sterk beïnvloeden. Wat we steeds vaker zien bij biedingen dat hier partijen bij opduiken die onrealistische prijzen indienen, met het doel een order kost wat kost binnen te halen. In eerste instantie leuk voor de opdrachtgever maar steeds vaker gaan dit soort biedingen ten koste van arbeidsvoorwaarden en kwaliteit. Zo zijn plaatselijk voorbeelden bekend van plantsoenaanleg en onderhoud van miserabele kwaliteit dat uitgevoerd wordt door oost-europeanen. De plaatselijke bedrijven, met hun in deze stad wonende werknemers, hebben het nakijken. Willen we werkgelegenheid, en dus koopkracht voor onze inwoners, in deze regio overhouden dan zijn snel aanvullende regels nodig!
Summier
De hoofdvraag is natuurlijk of de opdrachtgever nu de bedoelde dienstverlening heeft ingekocht tegen de beste prijs: de economisch meest voordelige aanbieding (EMVA). Dat is lastig te bepalen omdat de kwaliteit van de aanbiedingen slechts summier is beoordeeld. Aan de andere kant: de geselecteerde bureaus zijn gerenommeerde partijen. Een succes voor de inkopers dus? In ieder geval zijn de nieuwe inhuurkrachten fors goedkoper dan de eigen ambtenaren! Of toch. Krijgt de opdrachtgever op deze manier wel de kwaliteit die bedoeld was, ook als de markt weer aantrekt? Een groeiend aantal professionele opdrachtgevers hanteert procedures om bij aanbestedingen abnormaal lage aanbiedingen (zogenaamde ALA's) ongeldig te verklaren. De gedachte hierachter is dat een goede samenwerking alleen mogelijk is als beide partijen daar, ook op langere termijn, voldoende voordeel bij hebben. Een analogie is de aanbesteding van bouwwerkzaamheden: een te lage aanneemsom is vaak aanleiding voor veel strijd en claims.
Leren
Pas achteraf kan worden bezien of dit raamcontract een succes wordt. Wat kunnen opdrachtgevers hier van leren?: In de eerste plaats moeten inkopers en vakafdelingen zich samen realiseren dat selectie op kwaliteit én prijs meer garantie biedt op een goede match tussen de eigen organisatie en de externe projectmanagers. In de tweede plaats moeten professionele (overheids) opdrachtgevers zich afvragen of zij contractuele relaties willen aangaan met opdrachtnemers die onder kostprijs (moeten) werken. Aanbieders van projectmanagement hoeven er eigenlijk niets van te leren: zij weten echt wel dat het leuker én verstandiger is om een gezonde marge te maken op de opdrachten, dan er op toe te leggen. Alleen dan kan worden geïnvesteerd in nieuwe kennis en persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers. En dat is juist in het belang van opdrachtgevers.
Suggesties voor verbeteringen:
-Bedrijven uit de eigen regio bieden werkgelegenheid in de eigen regio en versterken de economische structuur van de stad. Deze bedrijven geven de aanbesteder veel terug en dat moet in de bieding meegewogen worden. -Bedrijven die feitelijk niet opereren vanuit een legaal bedrijfspand, maar bijvoorbeeld vanuit een woonhuis, moeten uitgesloten worden van bieding. Deze bedrijven beïnvloeden de leefbaarheid in de buurt negatief en zijn een oneerlijke concurrent voor bedrijven met legale bedrijfspanden. -Bedrijven die werken met voor het merendeel niet permanent in Nederland wonende werknemers moeten punten inleveren bij de bieding. -Bedrijven die extreem laag inschrijven moeten extra zekerheden inbrengen omdat de risico’s voor de aanbesteder veel groter zijn. -Bedrijven die fysiek niet of slechts beperkt aanwezig zijn, maar eigenlijk niet meer zijn dan een webwinkel met afhaallocatie zijn een partij zonder meerwaarde voor de inwoners en dat moet in de bieding worden meegewogen. - Bedrijven die zich begeven op het randje van wat toelaatbaar is, het aanbieden van gunsten aan inkopers en/of werknemers in ruil voor orders (recente voorbeelden: JaJo en Fun2cook), kan men beter mijden.
|